Boekdruk van lood naar digitaal

De uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw heeft er voor gezorgd dat boeken in grotere hoeveelheden konden worden verspreid. Daarvoor was het letterlijk en figuurlijk echt monnikenwerk, omdat boeken met de hand moest worden overgeschreven. Mooie kalligrafische teksten die rijkelijk werden versierd met religieuze afbeeldingen soms voorzien van bladgoud. Het spreekt voor zich dat dit een zeer kostbaar en tijdrovend werk was.
Door de uitvinding van de boekdrukkunst kwam het allemaal in een stroomversnelling waardoor culturen overal ter wereld hun geschriften konden verspreiden. Het ging in dit geval vaak vooral om godsdienstige teksten. Vijf eeuwen voldeed het traditionele drukwerk opgebouwd met losse letters. Eind 19e eeuw werd mechanisatie van het lettergieten mogelijk. Vanuit die periode dateren de Monotype gietmachines van de Stichting Lettergieten.

Loden letters

Bij de uitvinding van de boekdrukkunst ontwikkelde Johannes Gutenberg de eerste boekdruktechniek met losse loden letters, die handmatig gezet werden. Elke letter werd individueel in een matrijs gegoten die daardoor steeds opnieuw was te gebruiken, wat een grotere productie van drukwerk/boeken mogelijk maakte.

Het grafisch maatsysteem
In 1737 voerden de Fransen het grafische maatsysteem in met de punt gebaseerd op de Parijse voet (0,298 m). De lettersoorten waren in die tijd gebaseerd op 3 punten. Probleem hierbij was dat elk Frans dorp een eigen voetmaat hanteerde. Het systeem is daarom vervangen door de Didot punt die 0,376065 mm bedraagt. De grafisch maatvoering is dus verschillend van ons metrieke stelsel. De verdeling is (i.p.v. centimeters) in cicero's. Elke cicero bestaat uit 12pt. Er werd gerekend in 12 of 6 eenheden.  
Tijdens de voorbereiding van het zetwerk werden de kolommen of afbeelding opgemeten met een grafisch stalen meetlat (afbeelding)in punten of cicero's. Ook de letterhoogte en het wit tussen letters en regels ging met dezelfde indeling. De letterhoogte werd aangeven in korps b.v. korps 12.

Handzetten en machinaal zetten
In de eeuwen die volgden, werden verschillende technieken ontwikkeld om efficiënter te kunnen drukken. De losse letters werden samengevoegd in een letterhaak tot de regel was gevuld. Daarna de volgende regel etc. De regels vormen een kolom die in zijn geheel in een gelei werden geplaats waarna het geheel kon worden vastgezet.
Handzetten bleef de standaard tot het eind van de 19e eeuw, toen machines zoals de 'Linotype' en 'Monotype' in gebruik kwamen, waarmee complete regels tekst automatisch in lood konden worden gegoten. Ook deze regels werden ingesloten in een galei voorzien van eventuele afbeeldingen in de vorm van een cliché. Na controle op zetfouten gaan ze naar de drukpers, vaak een speciale pers voor proefdrukken.
Tijdens de voorbereiding van het zetsel werden de kolommen of afbeelding opgemeten met de stalen grafisch meetlat.

Ingrijpende verandering hoogdruk gaat over in offsetdruk

De voorloper van de offsetpers was de lithografische steenvlakbedpers deze vond zijn oorsprong in Duitsland rond 1796. De pers bestond voornamelijk uit een grote kalksteen

die geheel vlak werd geslepen. Een zeer tijdrovend werk. Hierdoor ontstond een vlakdrukpers in tegenstelling tot de hoogdrukpers. In principe werd er handig gebruik gemaakt van water en vet die elkaar geheel afstoten en vervolgens de afbeelding met speciale inkt aan te brengen op de steen. Daarna volgen er nog enkele handelingen om de steen droog te maken, de inkt wordt aangebracht en hiervan wordt een afdruk gemaakt in 1 kleur. Als een drukwerk uit meerdere kleuren bestond dan moest de steen weer opnieuw worden gereinigd en gevlakt.

De offsetdrukpers werd verder ontwikkeld. De moderne offsetdruk werd in het begin van de 20e eeuw geperfectioneerd door Ira Washington Rubel en Caspar Hermann. Zij ontdekten dat een indirecte drukmethode, waarbij de inkt niet direct van de drukplaat op het papier werd overgebracht, maar via een rubberdoek, een scherper en consistenter beeld opleverde. Deze techniek werd al snel populair vanwege de hoge kwaliteit en efficiëntie, vooral in de commerciële drukindustrie. Vanaf de jaren 1950 werd offsetdruk de dominante methode voor boeken, kranten, tijdschriften en verpakkingen.

De voorbereiding van het drukwerk

De hoge kwaliteit van het offsetdrukwerk gaf de doorslag bij de keuze van het drukwerk maar vergde ook een werkvoorbereiding van hoge kwaliteit.

In het begin van de jaren 1980 was de werkvoorbereiding van drukwerk nog een ambachtelijk proces dat een combinatie was van handmatige en fotografische technieken. 

De digitalisering begon net op gang te komen, maar de dominante werkwijze was nog steeds gebaseerd op fotografische zetmachines en analoge technieken.

Ontwerp en lay-out

Grafisch ontwerpers werkten in het begin voornamelijk met fysieke schetsen, technische tekeningen en paste-up-methoden. Lay-outs werden op papier uitgewerkt en vaak met behulp van Letraset-lettervellen (rub-down letters) of handmatig getekende elementen gevisualiseerd. Fotografisch zetwerk werd met was of rubbercement in de werktekening geplakt. Verlooptonen werden met een air-brush als opzichtmodel aangeleverd. Als foto's en dia's correcties nodig hadden dan werd dit handmatig met penseel en air-brush uitgevoerd. Dia's waar kleurcorrecties nodig waren werden op de te corrigeren delen voorzien van een rubbermasker en daarna in een speciaal vloeistof gelegd tot ze op kleur waren. Retoucheurs corrigeerden fotomateriaal tot een goed opzichtmodel.

Grote ontwerpstudio's gebruikten in een vroeg stadium al digitale hulpmiddelen, maar de meeste ontwerpen werden nog fysiek samengesteld.
De zetterij leverde fotografische teksten volgens de specificaties van de ontwerper/dtp'er. Het zetwerk werd aangeleverd op fotopapier in kolommen opmaak met kopteksten.

Reproductie en drukvoorbereiding

Afbeeldingen(dia's) werden voor kleurendrukwerk op een flatbed- of trommelscanner op het juiste formaat in CMYK aangeleverd om deze in een later stadium samen te voegen met het opzichtmodel met fotografische teksten.

Beeldmateriaal (foto's en illustraties) werden apart verwerkt en gerasterd in een reprocamera, zodat ze geschikt waren voor drukwerk.

Van de gemonteerde lay-out werden reproductiefilms gemaakt, waarbij met maskers en rastertechnieken werd gewerkt om de juiste kleurenscheidingen (CMYK) te verkrijgen.

Deze films werden vervolgens gebruikt om drukplaten te belichten voor offsetdruk of andere druktechnieken.

Lay-outs werden nauwkeurig uitgelijnd met behulp van lichttafels en montagetekens.

De lithograaf van de drukkerij maakte van het opzichtmodel een lithofilm en monteerde in de daarin uitgespaard vlakken de gescande afbeeldingen tot de gewenste CMYK lithofilms.
Van deze reproductiefilms worden bij kleurendruk (CMYK) vier offset platen gemaakt die in de offsetpers om de rollen worden gespannen.


Kleurendruk in CMYK

Een kleurenafdruk bij offset is opgebouwd uit de 4 kleuren Yellow, Magenta, Cyan en Black (Key) kortweg CMYK. De afbeeldingen van een dia of foto worden gerasterd. Een raster is een verzameling zwarte puntjes die in grootte en dikte verschillen naargelang de grijswaarde van het origineel. Als u een gedrukte foto bekijkt (bijvoorbeeld in een krant) dan zult u merken dat de puntjes verder of juist dichter bij elkaar staan.  

Tot nu toe een arbeidsintensief procedé wat vanaf de jaren 70 zal sterk zal gaan veranderen in een digitaal procedé.

De pixel brengt grote verandering

Tot nu toe was de werkvoorbereiding van drukwerk een arbeids-intensief procedé zoals hierboven omschreven. Met de opkomst van software, die het mogelijk maakte om met de computer (desktop) de opmaak en drukwerkvoorbereiding te realiseren, veranderde er veel tegelijk. Voorlopers van deze soft- en hardware deden hun intrede begin 1980, als eerste bij drukkerijen, die het mogelijk maakten de opmaak van drukwerk met de computer te realiseren. In eerste instantie was dit apparatuur van b.v. Linotype die ook al fotografisch zetwerk konden leveren maar steeds een stapje verder gingen met het complete opmaak van het drukwerk.

De splitsing in software tussen fotobewerking en opmaakprogramma's ontstond rond 1985 toen de desktop computer (Apple Macintosh) zijn intrede deed bij reclamebureaus en ontwerp studio's. Adobe Photoshop maakte het mogelijk om digitaal fotomateriaal te bewerken voor gebruik in opmaak software zoals Aldus Pagemaker en QuarkXPress. Deze twee opmaakprogramma's maakten het mogelijk de complete opmaak van drukwerk te realiseren met typografie en beeldmateriaal.  

Beeldmateriaal wordt digitaal

Beeldmateriaal van de fotograaf was in eerste instantie nog analoog maar de fotocamera's werden in een rap tempo aangepast aan de digitale standaard van de gangbare software van de opmaakprogramma's. De huidige fotocamera's kunnen in zeer hoge resolutie afbeeldingen realiseren die direct kunnen worden geladen op de gewenste pagina van het te maken drukwerk. Elke afbeelding bestaat uit pixels die individueel te bewerken zijn met

Adobe Photoshop. Het aantal pixels per inch bepaald de resolutie van de afbeelding. Voor offset drukwerk zijn 300 pixels per inch gebruikelijk we spreken dan van 300 ppi. Deze resolutie is horizontaal en verticaal gelijk in de breedte en hoogte van de afbeelding.

Ook tekst (typografie) bestaat uit pixels en dat geeft ook gelijk weer dat bij een wat kleiner korps van 9pt de resolutie van 300ppi noodzakelijk is.  

De software die het mogelijk maakt de gehele drukwerkvoorbereiding vanaf de computer te realiseren wordt in belangrijke mate door Adobe geleverd. Het native formaat van deze software programma's is Acrobat met als onderliggende programmeertaal Postscript. Dit zorgt ervoor dat de bestanden binnen deze vier programma's kunnen worden uitgewisseld. Adobe Illustrator voor vector tekeningen, PhotoShop voor beeldverwerking en InDesign voor opmaak van drukwerk. Bij deze opmaak is natuurlijk een goed gekalibreerde monitor zeer belangrijk. Drukkerijen werkten vaak al met monitoren van Barco die perfect gekalibreerd konden worden om de afbeelding zo perfect mogelijk met het origineel overeen te laten komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan stoffen, verfstalen en mode waarbij de kleur in het drukwerk het origineel moet benaderen.

De software die het mogelijk maakt de gehele drukwerkvoorbereiding vanaf de computer te realiseren wordt in belangrijke mate door Adobe geleverd. Het native formaat van deze software programma's is Acrobat met als onderliggende programmeertaal Postscript. Dit zorgt ervoor dat de bestanden binnen deze vier programma's kunnen worden uitgewisseld. Adobe Illustrator voor vector tekeningen, PhotoShop voor beeldverwerking en InDesign voor opmaak van drukwerk. Bij deze opmaak is natuurlijk een goed gekalibreerde monitor zeer belangrijk. Drukkerijen werkten vaak al met monitoren van Barco die perfect gekalibreerd konden worden om de afbeelding zo perfect mogelijk met het origineel overeen te laten komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan stoffen, verfstalen en mode waarbij de kleur in het drukwerk het origineel moet benaderen.

Adobe Acrobat als spin in het web

Door de complexiteit van de hierboven genoemde software en het drukprocedé is het aspect van controle vooraf zeer belangrijk. Voor het drukwerkbestand de drukpers bereikt zijn er al vele controles uitgevoerd. Adobe Acrobat speelt hierin een belangrijke rol omdat de Adobe software als native bestandsformaat Postscript hanteren. Het illustratiemateriaal wordt opgeslagen in Postscript, evenals het beeldmateriaal uit PhotoShop. Al deze bestanden komen samen in tijdens het opmaken van het drukwerk binnen InDesign.
Binnen InDesign is de plug-in Preflight actief die controles on-the-fly uitvoert die nodig zijn voor het type drukwerk wat op dat moment wordt opgemaakt. De eisen die aan het type drukwerk worden gesteld zijn instelbaar in Preflight. Hulpmiddel hierbij is dat de drukker een Acrobat Joboption aanlevert met daarin de specificaties waaraan een bepaald type drukwerk moet voldoen. De gehele werkvoorbereiding, van het begin van de offset tijd, kan nu door 1 persoon vanaf de computer worden gerealiseerd. Het is natuurlijk wel een vereiste dat de hardware en software van hoge kwaliteit zijn.

Computer-to-Plate (CTP)

De voorbereiding van drukwerk maakt weer een ontwikkeling door de mogelijkheid dat de desktop publishing (DTP)-applicatie zijn opmaak, en controle van het drukwerkbestand, in een Acrobat bestand direct naar de drukplaat kan versturen. De drukvorm Er hoeven geen films gemaakt te worden. De drukvorm wordt niet meer in een foto-chemisch proces gemaakt, maar elektronisch.

Volledig Digitale Druk (Inkjet en Digitale Persen

In de late jaren 1990 en begin 21e eeuw ontwikkelden fabrikanten als HP, Canon en Xerox digitale drukpersen die direct vanaf digitale bestanden konden printen. Inkjet en laserprinters maken snelle aanpassingen, korte oplages en on-demand printen mogelijk, zonder de voorbereiding van traditionele persplaten. Met digitale persen kunnen nu variabele gegevens (zoals namen of adressen) worden afgedrukt in één druk run, wat bijvoorbeeld gepersonaliseerde marketing mogelijk maakt.

De offset persen zijn ook in een hoog tempo aan het veranderen met meer mogelijkheden per drukgang.

Velleninvoer
De traditionele vellen offset vanaf een 1 kleuren pers tot en 4 kleuren pers. Elk vel wordt met behulp van vacuum rubber doppen. Bij vellenoffset (50 x 70) voert de pers het papier vel voor vel door.

Rotatie-offset
Bij rotatie-offset wordt het drukwerk in keer gedrukt, gevouwen, gesneden en vaak ook gebundeld. De drukpers wordt aan de voorkant gevoed met papier van de rol. Deze rol wordt ingebracht bij de drukpers wordt bedrukt en wordt aan de ander zijde gesneden en eventueel gelijk op inslagschema gevouwen. Vaak bevind zich daarna nog een bindstraat om het geheel te voorzien van nietjes.

Web

Bij weboffsetdruk drukken printers op een lang, doorlopend vel papier (rol), dat ze snijden en scheiden nadat ze zijn afgedrukt. Dit type offsetdruk is ideaal voor grote oplages, zoals boeken, tijdschriften of kranten. Tegenwoordig kunnen twee rollen tegelijk de drukpers voeden waardoor in één drukgang een groot aantal pagina's tegelijk kunnen worden geleverd.

De overgang van lood naar digitaal heeft de drukwereld en daarmee onze communicatie en media onherkenbaar veranderd, en het blijft zich ontwikkelen met de komst van nieuwe technologieën zoals 3D-printen en kunstmatige intelligentie.